Biologisch-dynamische preparaten

In 1924 zijn de biologisch dynamische preparaten zijn ons gegeven door Rudolf Steiner tijdens de landbouwcursus bij de familie Keyserlinck in Koberwitz (Polen). In die tijd zag Rudolf Steiner al dat de mens bezig was met het uitputten van de aarde.
Wij zijn vergeten dat de aarde een groot levend organisme is en dat ook het leven van de plant niet ophoudt bij de zichtbare plant zelf. Er is wat betreft het levende geen grens tussen binnen in de plant en buiten de plant. In het wortelstelsel is dat misschien nog het duidelijkst waarneembaar, het leven zet zich hier voort tot in de bodem. Wanneer deze bodem nu als het ware een dode bodem is, dan moet de plant alles zelf vanuit haar eigen leven opbouwen. Het is daarom van belang dat we bij het bemesten een opnieuw belevendigen van de aarde voor ogen houden. Het toevoegen van minerale stoffen aan de bodem maken de aarde nog niet tot levende aarde.
Ook voor de plant zijn levende krachten veel belangrijker dan de substanties. De mens kan de aarde zodanig bemesten dat deze mineralen tot levende, organische substanties worden. De biologisch dynamische plant is dan in staat deze levende mineralen zelf uit de omgeving aan te trekken en ze in haar eigen organisme op te nemen. Het gewas wordt dan tot voeding welke de levenskracht van de mens aanspreekt waardoor o.a. een innerlijke beweeglijkheid kan ontstaan. Om op deze wijze te kunnen bemesten maken we o.a. gebruik van de 6 compostpreparaten.
502 duizendblad
503 kamille
504 brandnetel
505 eikenschors
506 paardebloem
507 valeriaan

Een composthoop krijgt een kleine dosis van elk preparaat. Zo krijgt de compost de vitaliteit om de stoffen die hij nodig heeft te behouden en op zijn beurt weer de aarde kan belevendigen.

In het kort wil ik hier iets over het brandnetelpreparaat schrijven. De brandnetel (urtica dioica) vereist, in vergelijk met de andere preparaten een geringe behandeling om tot preparaat te worden. Hij wordt in zijn geheel geplukt en men laat hem een halve dag verwelken. Vervolgens worden de planten samengedrukt en in de bouwvoor begraven. We laten dit een geheel jaar in de grond, graven het daarna op en we gebruiken hiervan een mespunt die we in een bolletje klei stoppen. Eén zo'n portie doen we tezamen met de andere compostpreparaten in een composthoop (behalve valeriaan). De brandnetelplant zelf bevat veel ijzer en kan, wanneer er een teveel aan ijzerwerking is, een gunstige invloed op de omgeving hebben. Ze trekt nl. de ijzerwerking naar zich toe. Zo wordt dus niet het ijzer zelf beïnvloed, maar wel de ijzerwerking op het overige plantenleven verminderd. Een geringe ijzerwerking in de grond is nodig voor de vorming van de bladgroenkorrels: het chlorofyl. Het brandnetelpreparaat geeft de mens het vermogen de ijzerstraling te reguleren en niet ongewenst te laten ontbinden of tot stikstof te laten vervliegen. Hierdoor is de plant in staat tot werkelijke voedingswaarde voor de mens te worden. Er is dus sprake van een genezende werkzaamheid voor de mens, plant en de aarde.

Verder wil ik hier nog Hugo Erbe noemen. Hugo Erbe heeft verder gewerkt aan de impuls van Rudolf Steiner en geheel eigen nieuwe preparaten ontwikkeld. Vooral preparaten naar aanleiding van de grote lucht- en milieuverontreiniging omdat hij waarnam dat de preparaten van Rudolf Steiner niet altijd goed door kunnen dringen vanwege deze verontreiniging. Hij heeft zijn preparaten als aanvulling op de Rudolf Steiner preparaten gegeven. Deze Erbe-preparaten vereisen wel een grotere inzet van de mens die ermee werkt.

Alja Ackermans

terug naar Artikelen per categorie